Vertrouwen winnen en op zoek naar een andere behandeling voor voorstadia van baarmoederhalskanker

portret Edith van Esch
Wat is de beste behandeling bij voorstadia van baarmoederhalskanker voor vrouwen die een kinderwens hebben? En hoe kunnen artsen de beste behandeling kiezen voor individuele patiënten? Edith van Esch, gynaecoloog en Fellow Gynaecologische Oncologie bij het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven, gaat onderzoeken wat de beste keuze voor de patiënt is tussen verschillende behandelingen. Voor dit onderzoek kreeg ze een Klinische Fellows beurs.

Welke behandeling bij baarmoederhalskanker?

Bij de behandeling van voorstadia van baarmoederhalskanker is het gangbare praktijk een klein plakje weefsel van de baarmoederhals te verwijderen – in medische termen een lisexcisie - om baarmoederhalskanker te voorkomen. Voor jonge vrouwen met een kinderwens is dit ongunstig, omdat het de kans op een vroeggeboorte bij een volgende zwangerschap ongeveer verdubbelt. Er is ook een crème, imiquimod, die bij 50-60-% van de vrouwen werkt. Maar die moet je 16 weken gebruiken en de crème heeft veel bijwerkingen. Edith van Esch gaat onderzoeken welke vrouwen baat hebben bij imiquimod, om zo onnodige lisexcisies te voorkomen en de effectiviteit van imiquimod te verhogen door een juiste patiëntenselectie.

Waardoor wordt baarmoederhalskanker veroorzaakt?

Baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt door een virus: het humaan papillomavirus (HPV humaan papillomavirus). Meisjes worden gemiddeld rond hun 15e jaar seksueel actief. Vanaf dan kunnen ze besmet raken met HPV. Als de HPV-infectie aanwezig blijft is er een kans dat er baarmoederhalskanker ontstaat, dit duurt dit gemiddeld 10 tot 15 jaar. 80% van de mensen raakt ooit besmet. Van Esch: ‘De meeste mensen ruimen het virus binnen twee jaar zelf op, zonder daar klachten van te ervaren. Bij 10% van de vrouwen gebeurt dit helaas niet. In dat geval kan dit virus leiden tot verschillende soorten kanker, tenzij we vroegtijdig opsporen en behandelen.’

Afwijking in afweersysteem

Van Esch promoveerde op het belang van bepaalde afweercellen in voorstadia van schaamlipkanker. Tijdens dit onderzoek (en in vervolgonderzoek) bleek dat de aanwezigheid van een ruim aantal goede afweercellen in het weefsel voorafgaand aan de behandeling met imiquimod de effectiviteit ervan voorspelt. Het huidige onderzoek gaat verder op dit eerdere onderzoek. Van Esch wil in kleine stukjes weefsel van de baarmoederhals de aanwezigheid van afweercellen onderzoeken, om zo de reactie op imiquimod te kunnen voorspellen.

Samenwerken en bruggenbouwen

Van Esch benadrukt dat ze dit allemaal niet alleen doet. Ze is heel enthousiast over haar onderzoeksgroep in het Catharina Ziekenhuis en Maastricht UMC in samenwerking met het Erasmus MC, Radboud UMC en met het laboratorium van Prof. S.H. van der Burg, haar promotor bij het Leids Universitair Medisch Centrum. Ze doet momenteel een Fellowship Oncologische Gynaecologie in Eindhoven. Dit is een subspecialisatie van 2 jaar. Ze is een echte bruggenbouwer, als zodanig wordt ze wel ingezet, zegt ze. Ze houdt van samenwerken. Het plezier in haar vak ligt met name op het menselijke vlak. Haar klinische ervaring combineren met onderzoek, het is voor haar dé manier om verder te komen in de zorg voor patiënten. Een klein puzzelstukje bijdragen, met een groep mensen een passie voor onderzoek delen, ze geniet daarvan.

Combineren praktijk en onderzoek

‘Ik heb eigenlijk altijd al de praktijk met onderzoek willen verbinden,’ zegt Van Esch. Haar promotieonderzoek was translationeel onderzoek, dat wil zeggen dat ze een vertaling maakte van laboratoriumresultaten naar de klinische praktijk. Op de kleuterschool wilde ze chirurg worden, ‘Op de middelbare school vond ik natuurkunde en biologie leuk, maar ik had ook geschiedenis kunnen gaan studeren, in plaats van geneeskunde. Bij beide studies kijk je naar de gevolgen van ervaringen in het verleden voor het heden.’ Het werd toch geneeskunde. ‘Klinische ervaring in combinatie met ervaring in het onderzoek maakt dat ik over de mogelijkheid beschik om vanuit beide perspectieven na te denken en onderzoeksvragen te bedenken en te beantwoorden. Voor mij is dit de manier om mijn bijdrage te leveren om de behandeling voor de patiënt verder te brengen.’

Verantwoordelijkheid voor goede patiëntenzorg

Ze leerde van huis uit om met optimisme en wilskracht positief in het leven te staan;  teamplayer zijn en oog te hebben voor de ander. Toen ze zelf ziek was, net voor haar promotie, voelde ze zich machteloos. Maar ontwikkelingen in het vakgebied gaven ook hoop voor de toekomst. Ze dacht: over tien jaar kunnen we meer dan nu. Ze heeft zelf dus ervaring met ziek zijn, maar ze heeft ook aan den lijve ondervonden wat het betekent om afhankelijk te zijn van een behandelteam. Ze wisselde destijds van ziekenhuis, dat bleek een goede beslissing. Het sterkt haar enkel in haar ambitie om zich voor haar patiënten in te zetten. ‘Vertrouwen is essentieel. Ik wil verantwoordelijk zijn voor goede patiëntenzorg en die zorg verbeteren’, aldus van Esch.

Keuze voor gynaecologie en oncologie

Ze weet nog goed wanneer ze besloot dat ze zich met gynaecologie en oncologie wilde bezighouden. Tijdens haar coschappen bij gynaecologie werd ze echt gegrepen door de diversiteit van het vak, de verloskamers en de acute zorg. Binnen vijf minuten het vertrouwen moeten winnen. Soms snel beslissen en handelen. De combinatie van gynaecologie en oncologie was het helemaal voor haar. Ze zou het psychosociale van haar werk net zomin willen missen als de pathologie, het operatieve aspect en het translationele onderzoek. Toch was er geen sprake van een uitgewerkt plan in haar hoofd. ‘Veel kwam op mijn pad, mensen gaven me kansen’, zegt ze daarover.

portret Edith van Esch
1 / 1

Toekomstdroom: clinicus én onderzoeker

Als antwoord op de vraag hoe ze denkt dat collega’s haar zien, zegt ze: ‘Als iemand met veel energie, als collegiaal, daadkrachtig, invoelend.’ Ze loopt graag hard, recent de halve marathon. ‘Misschien soms een beetje te veel?’ vraagt ze zich wel af. Eenmaal thuis is ze weleens moe. Dan gaat ze hardlopen. Het is haar mindfulness. Ze heeft een toekomstdroom. Daarin ziet ze zichzelf over 10 jaar als gynaecoloog-oncoloog in een derdelijns specialistisch centrum werken. Als clinicus. Maar onderzoeker is ze dan ook nog, natuurlijk. Ze begeleidt dan ook promovendi.