Verpleging en verzorging in de startblokken voor de toekomst
De 4 kernthema’s van het congres stonden centraal: persoonsgerichte zorg, geïntegreerde zorg, de toekomst van de arbeidsmarkt en het gebruik van technologische ontwikkelingen. Het debat werd geleid door Veronique Timmerhuis, directeur van ZonMw, waar alles draait om de ontwikkeling en toepassing van kennis, zéker ook in de sector verpleging en verzorging.
Deelnemers aan de paneldiscussie
- Catharina van Oostveen, bestuurslid V&VN, verpleegkundig decaan en hoofdonderzoeker Spaarne Gasthuis en assistant professor Erasmus MC
- Evelyn Finnema, chief nursing officer ministerie van VWS, hoogleraar verplegingswetenschap en onderwijs UMCG, lector Hanzehogeschool en NHL Stenden Hogeschool
- Hans Buijing, directeur Zorgthuisnl
- Janneke de Man, associate professor academische verpleegkunde LUMC
- Janneke van Vliet, oud ziekenhuisbestuurder en commissievoorzitter ZonMw-programma Verpleging en Verzorging
- Marjolein de Booys, adviseur spoedzorg/kwetsbare ouderen Zorginstituut Nederland
- Marieke ter Horst, verpleegkundig specialist palliatieve zorg Meander Medisch Centrum en commissielid ZonMw-programma Palliantie
- Marieke Schuurmans, Chief Healthcare organization Nederlandse Zorg autoriteit en hoogleraar Verplegingswetenschap UMC Utrecht
Persoonsgerichte zorg
Bij persoonsgerichte zorg, het eerste thema, gaat het erom dat de wensen, ideeën en overtuigingen van patiënten worden gerespecteerd. Shared decision making (Samen beslissen) is hierbij een belangrijk concept. Hoe ver zijn we in Nederland op het gebied van samen beslissen, hoe zit dat voor verpleegkundigen en verzorgenden? Welke kennis ontbreekt nog op dit gebied?
Brede blik
Samen beslissen wordt vaak heel traditioneel opgevat: interventie A wordt dan afgewogen tegen interventie B. Verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden hebben vaak te maken met patiënten die meerdere ziekten tegelijk hebben, dan speelt zo’n keuze tussen 2 interventies helemaal niet. In de palliatieve zorg gaat het bijvoorbeeld om de vraag wat de beste ondersteunende zorg is voor patiënten in de laatste fase van hun leven. In de praktijk is dat vaak ingewikkeld – persoonsgerichte zorg vraagt dan om een brede blik. Die brede blik moet veel gewoner worden, verplegenden en verzorgenden moeten oog voor het hele verhaal van hun patiënten hebben.
Meer kennis en een andere attitude
En daar is niet alleen meer kennis voor nodig, maar ook een andere attitude. Een attitude waarin wensen, behoeften en overtuigingen van patiënten als uitgangspunt worden genomen. Kennis kan daar bij helpen. Kennis kan verandering van houding of gedrag stimuleren. Verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden kunnen en moeten hier hun rol pakken. In de werkelijkheid van alle dag hebben zij daar echter vaak weinig tijd voor. Ook voelen medewerkers een zekere verlegenheid om de theorie rond persoonsgerichte zorg in de praktijk te brengen. Ook dáár kan kennis bij helpen.
Betere verbindingen
In het subsidieprogramma rond samen beslissen van het Zorginstituut Nederland ervaren ze ook dat de theorie rond samen beslissen uit de tweede lijn komt, terwijl de ‘context’ zich in de eerste lijn bevindt. Daarnaast bewegen gemaakte afspraken niet goed met de patiënt mee naar de tweede of derde lijn; in het ziekenhuis wordt het gesprek dan opnieuw gevoerd. De verbinding tussen die lijnen moet dus veel beter. In feite gaat het dan ook over gepaste zorg – ook daar is meer kennis én een andere attitude voor nodig.
Geïntegreerde zorg
Zulke schotten tussen de eerste en tweede lijn passen goed bij het tweede onderwerp van het congres, de ontwikkeling van ‘sectorgedreven’ naar geïntegreerde zorg. Het ZonMw-programma Verpleging en Verzorging heeft samen met ZonMw-programma’s voor huisartsen en paramedici 6 projecten gesubsidieerd waarin er sprake moet zijn van multidisciplinaire samenwerking. Op deze manier werk je bijvoorbeeld aan een verbinding tussen de welzijns- en ziekenhuissector. De uitkomsten moeten duidelijkheid geven over belemmerende en bevorderende factoren. Wat zijn de werkzame principes bij multidisciplinaire trajecten? Welke kennis levert dat op, en hoe kunnen we die borgen? Hoe betrekken we het onderwijs?
Leiderschap
Juist die verankering is een belangrijk punt in projecten over de academisering van de verpleegkunde in het LUMC. Deze projecten strekken zich uit over ‘de hele keten’ en hebben altijd een link naar het onderwijs. Hierin merken ze dat de attitude van professionals expliciet aandacht nodig heeft. Wat is er nodig om er voor te zorgen dat we niet in kleine, monodisciplinaire silo’s blijven zitten? Hoe kunnen we zo’n brede blik ook bestendigen?
Kijk bijvoorbeeld naar een patiënt met een beroerte. Wie is die patiënt, wat heeft die nodig en hoe kan je die zorg het beste organiseren? Voor patiënten met een beroerte is het vaak moeilijk om langdurende zorg door de hele keten heen te organiseren. Juist verpleegkundigen zouden hier een rol kunnen pakken. Maar dan moeten ze die rol wel waarmaken. Dit vraagt om leiderschap. Er zijn zoveel verplegenden en verzorgenden met goede ideeën - ideeën die verder strekken dan alleen die directe zorg aan het bed.
Verplegen is zoveel meer dan alleen de minuten die je doorbrengt met je patiënten. Verplegen is ook het organiseren van de zorg: laten we elkaar daar als beroepsgroep op aanspreken.
‘Hier zijn wij van’
Multidisciplinaire richtlijnen kunnen daar bij helpen. Nog te vaak worden richtlijnen ontwikkeld voor (alleen) huisartsen, specialisten, verpleegkundigen of professionals in de GGZ. Multidisciplinair samenwerken vraagt om zelfbewuste verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden die zeggen en weten 'hier zijn wij van’. Als zij dát weten, en dat ook als beroepsgroep vastleggen, kunnen ze bijvoorbeeld veel makkelijker aan het Zorginstituut vragen om daar een aanspraak voor te maken.
Multidisciplinair opleiden
Tot slot moeten er ook multidisciplinaire (onderdelen van) opleidingen ontwikkeld worden; als we geïntegreerd werken belangrijk vinden, vraagt dat om multidisciplinair opleiden. Waarom kunnen artsen en verpleegkundigen niet samen worden geschoold?
Toekomst van de arbeidsmarkt
Het 3e congresthema, de toekomst van de arbeidsmarkt, sluit hier op aan. We weten immers dat verpleegkundigen en verzorgenden de ruggengraat vormen van de zorg, dan moeten we toch kunnen voorkomen dat veel hbo-opgeleide verpleegkundigen er na 2 jaar mee stoppen? Wat is er nodig om deze ontwikkeling te keren? Hoe behouden we deze professionals voor het vak?
Toegevoegde waarde laten zien
Het is allereerst nodig om ‘te behouden wie we hebben’. Daar is tijd voor nodig, geld, minder regeldruk en meer autonomie. Elk studiejaar beginnen jonge enthousiaste studenten aan hun hbo-v-opleiding, maar 2 jaar na hun afstuderen verlaat een deel van diezelfde mensen het vak. Dit komt onder andere omdat ze iets gaan doen waarvoor ze niet zijn opgeleid; we laten het beroep terugbrengen tot productie. Het vak van verpleegkundigen en verzorgenden is onzichtbaar. We moeten op uitkomstniveau laten zien wat verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten of verzorgenden voor hun patiënt betekenen. Nu is dat niet duidelijk. Een manier om dat te doen, is door patiënten hun verhaal laten vertellen. We moeten dus bondgenootschappen sluiten met de patiënt.
Zeggenschap
In het ZonMw-programma Verpleging en Verzorging wordt de toegevoegde waarde van verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden ook onderzocht. Daarbij is er expliciet aandacht voor de vraag wat zij nodig hebben om hun zeggenschap te vergroten: 'niets over ons, zonder ons'. Gelukkig zien we hen die rol steeds vaker oppaken. Zo zitten vertegenwoordigers van de verpleging en verzorging actief aan tafel bij het kersverse programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ), dat een week voor het European Nursing Congress rond kwam. Daar liggen veel kansen.
Het systeem
Tot slot mag ook het ‘systeem’ hier zeker niet bij ontbreken. Geen enkele suggestie ‘werkt’ zolang productiedwang en kostenbeperkingen dominant blijven. We moeten ontdekken hoe we zulke leidende mechanismen kunnen beïnvloeden. Alleen dan kunnen professionals en patiënten echt het laatste woord krijgen.
Gebruik van technologische ontwikkelingen
Wat is er nodig om van een reactieve naar proactieve toepassing van technologie te komen? Hoe ver zijn we met technologische toepassingen in de V&V sector? En wat is er nodig om deze ontwikkeling te versnellen?
Participatie
Proactieve toepassing van technologie is ontzettend belangrijk. Er wordt er in de zorg weliswaar volop geïnnoveerd, maar dit gebeurt nog te vaak zonder participatie van verpleegkundigen en verzorgenden. Bedrijven hebben moeite om de verpleging en verzorging bij hun onderzoek te betrekken. Verpleegkundigen, verpleegkundig speciailsten en verzorgenden geven vaak aan dat ze daar geen tijd voor hebben. Daar liggen dus kansen. De V&V-sector moet kennisontwikkeling en -toepassing zélf als integraal onderdeel van hun vak gaan zien. Als ze dat doen, kunnen ze zulke innovaties laten vliegen.
Van pilots naar structurele toepassing
Veel technologische innovaties met inbreng van verpleegkundigen, verpleegkundig speciailsten of verzorgenden worden alleen binnen pilots beproefd. Vaak zijn deze pilots succesvol, maar ontbreekt die belangrijke stap daarna: de innovatie wordt niet structureel in het dagelijks handelen van verpleegkundigen, verpleegkundig speciailsten en verzorgenden opgenomen. Kortom, er is veel laaghangend fruit. Maar we moeten nog veel meer leren hoe we techniek kunnen gaan gebruiken. Daarom is aandacht voor technologische innovaties in onder andere het onderwijs en bij- en nascholing essentieel.
Een mooi voorbeeld van particiaptie en toepassing is Create4Care, een design- en prototype studio waarin verpleegkundigen, studenten en ontwikkelaars met elkaar samenwerken. Daar komen technologische oplossingen voor praktijkproblemen daadwerkelijk op de markt.
Bekijk de korte video op YouTube waarin wordt uitgelegd hoe Create4Care werkt:
Vliegwiel voor multidisciplinaire samenwerking
Technologische innovaties moeten er echter niet toe leiden dat verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten of verzorgenden er meer werk bij krijgen. Bij telecare-toepassingen (zorg op afstand) dreigt dit wel eens te gebeuren. Tegelijkertijd zijn er voorbeelden van monitoring op afstand die tijdens de coronapandemie goed werkten. Technologie kan zo het vliegwiel voor multidisciplinaire samenwerking zijn.
Conclusie
Verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden moeten meer ‘gezien worden’, maar moeten ook hun eigen kracht zien. En of het nu op de werkvloer is of in de bestuurskamer, in de verpleegkundige professie moet meer worden geïnvesteerd.
Achtergrondinformatie
Nederland telt zo’n 400.000 verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten, wat het één van de grootste beroepsgroepen maakt. Innovaties, werkdruk, een toename van chronisch zieken, vergrijzing en personeelstekorten dwingen de zorgsector om anders en slimmer te gaan werken. Faciliterend hierbij zijn hoogleraren verpleegkunde (WO), lectoren (HBO) en practoren (MBO). Door het doen van onderzoek verrijken zij de beroepsgroep met actuele kennis en zorgen zij ervoor dat dit ook toegepast en geborgd wordt in de dagelijkse praktijk.
ZonMw voert diverse programma's en activiteiten uit gericht op de verdere versterking van de professionaliteit van verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten. Daarmee werken we aan de aantrekkelijkheid van het beroep én de kwaliteit van zorg. Een aantal voorbeelden van deze programma's en activiteiten zijn:
- jaarlijkse netwerkbijeenkomst voor ZonMw-projecten over verpleging & verzorging en andere geïnteresseerden
- programma Verpleging en Verzorging
- programma Ontwikkeling Kwaliteitsstandaarden Wijkverpleging
- projecten over leren & verbeteren: methodiekontwikkeling en onderzoek
- verpleegkundig leiderschapsprogramma Leadership Mentoring in Nursing Research (LMNR)
Colofon
Tekst: Gonny ten Haaft
Eindredactie: ZonMw
Fotografie: Guus Pauka