Vereniging Sport en Gemeenten: verandering start in buurt en wijk
Sport en bewegen als bindend element in de samenleving stevig positioneren, dat staat in de missie van de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG). Waar de focus ooit sterk lag op wat directeur André de Jeu ‘de hardware’ noemt – lees: de sportaccommodaties – is het blikveld van de gemeenten gaandeweg alsmaar verbreed. Naast ‘sport’ kwam er ruimte voor ‘bewegen’. En niet alleen als doel, maar ook steeds meer als middel. Zoals het in de toelichting op de missie staat: ‘Sport- en beweegactiviteiten bieden mogelijkheden tot talentontwikkeling, een zinvolle vrijetijdsbesteding, actieve deelname aan de maatschappij en het bevorderen van de gezondheid.’ De VSG biedt gemeenten een platform om dit verder door te ontwikkelen.
Alleen door samen op te trekken, kun je vanuit het lokale sportbeleid bijdragen aan de maatschappelijke opgaven.
Onmisbare samenwerking
Dit alles kun je niet vanuit één beleidsterrein realiseren, vervolgt De Jeu. Onder verwijzing naar het WHO-concept Health in All Policies, pleit hij voor ‘Sport in All Policies’. Ofwel: sport en bewegen als onderdeel van het lokale beleid in zijn geheel, van goede fietspaden en straatverlichting tot een prikkelende inrichting van de groene omgeving. Daarmee kom je vanzelf op het belang van samenwerking, vervolgt Wallien. ‘De maatschappelijke opgaven – bijvoorbeeld rond gezondheid, inclusie, armoedebestrijding, duurzaamheid – zijn per definitie domeinoverstijgend. In de gemeenten is dus samenwerking tussen de beleidsafdelingen nodig, maar ook tussen maatschappelijke organisaties en professionals. Inclusief die in de zorg en het sociaal domein. De samenwerking moet daarnaast boven het lokale niveau uitstijgen: in je regio en zelfs landelijk.’
Lokale situatie als uitgangspunt
Voor de VSG is het vooral een kwestie van ‘learning by doing’, aldus Wallien. De concrete (lokale) praktijk is daarbij steeds het uitgangspunt. De Jeu onderstreept dit. Aanvankelijk, vertelt hij, was de VSG wat afhoudend toen ZonMw vroeg om bij MOOI in Beweging aan te haken. ‘Gemeenten zitten niet te wachten op het zoveelste onderzoeksrapport. We weten best met welke ingrediënten je tot een goede aanpak komt, de vraag is vooral hoe je het lokaal concreet vormgeeft. Wat zijn de hindernissen? Welke factoren zijn juist bevorderend? En welke faciliteiten zijn nodig om succesvol te werken aan de complexe maatschappelijke uitdagingen waar we samen voor staan? Wij wilden alleen meedoen als het programma zou vertrekken vanuit de lokale situatie. Mensen wonen immers in hun eigen straat, in hun eigen buurt en wijk. Dáár moeten we elkaar dus ook zien te vinden.’
Er zijn op lokaal niveau al veel goede samenwerkingsverbanden. Daar kunnen we vanuit MOOI in Beweging op aansluiten.
De kracht van het praktische
De Jeu is goed te spreken over de praktische insteek van MOOI in Beweging. Gemeenten sluiten eerder aan als ze meer kunnen verwachten dan wetenschappelijke rapporten. Ook Wallien ziet de kracht van het praktische. ‘Er zijn op lokaal niveau al veel goede samenwerkingsverbanden. Daar kunnen we vanuit MOOI in Beweging op aansluiten. Je hoeft ze niet opnieuw op te tuigen, maar als gemeente kun je ze wel verder verbreden. Bijvoorbeeld door de lokale sport- en beweegorganisaties te verbinden met de zorg en het sociaal domein.’ Het helpt volgens Wallien dat de programmapartners en de gemeenten een gemeenschappelijk belang hebben. ‘De meerwaarde is dat praktijkgericht onderzoek duidelijk kan maken wat wel en niet goed werkt in wat er lokaal al gebeurt. Dat levert een belangrijke onderbouwing op voor de manier waarop sportbeleid kan bijdragen aan de oplossing van complexe maatschappelijke uitdagingen.’
Zicht op werkzame elementen
Wat hoopt de VSG dat MOOI in Beweging verder oplevert? Wallien: ‘Ik verwacht dat we steeds meer zicht krijgen op nieuwe manieren van werken die nodig zijn om tot daadwerkelijke verandering te komen. En wat daarvan de werkzame elementen zijn. Op papier pakken we het als gemeenten allemaal al integraal aan, maar in de praktijk kunnen we nog wel meer vanuit de inwoner gaan denken. Dit programma kan eraan bijdragen dat we vooral inzetten op goed onderbouwde interventies die impact realiseren. Zeker als de gemeentelijke budgetten afnemen, is het des te relevanter om daarop te sturen. Zodat je datgene doet wat werkt, en intussen ook onderbouwd stopt met dingen die níét werken. Minder uitgaan van aannames dus. En alleen kiezen voor aanpakken die zich in de praktijk hebben bewezen.’
Buiten de lijntjes kleuren
De Jeu deelt deze verwachting. Hij ziet vooral kansen in het buiten de lijntjes kleuren en zo voor echte vernieuwing zorgen. Dat is ook nodig om belemmeringen in bestaande structuren en systemen te doorbreken. Bijvoorbeeld om de buurtsportcoach-plus (BSC+) een plek te geven in het lokale veld. De VSG biedt buurtsportcoaches een opleiding tot leefstijlcoach (de + in de naam staat voor de verbreding naar leefstijl). Volgens De Jeu biedt de BSC+ een grote kans om veel meer inwoners te bereiken dan een zorgprofessional in z’n eentje kan, tegen lagere tarieven. De Jeu: ‘De vergoedingssystematiek van de Zorgverzekeringswet zit alleen nog in de weg. Als we aantonen welke impact een BSC+ realiseert, kunnen we die barrière misschien opruimen.’
Fouten durven maken
Wat willen beide geïnterviewden de gemeenten nog meegeven? Wallien: ‘Ga aan de slag! Durf samen nieuwe dingen te proberen. Maar zorg intussen wel voor continuïteit, en kijk dus verder dan die ene collegetermijn.’ De Jeu: ‘In het hoofdlijnenakkoord van het kabinet staat in elk geval één zinnetje dat mij erg aanspreekt: “We stoppen met bewezen niet-effectieve maatregelen.” Dat lijkt me ook op lokaal niveau een verstandige inzet. Mijn oproep: durf fouten te maken en leer daarvan, door monitoring op basis van wetenschappelijke data én goede gesprekken. Dat is dé manier om de praktijk te laten spreken.
Over MOOI in Beweging
Het programma MOOI in Beweging wil onderzoek en innovaties rond sport en bewegen beter laten aansluiten bij de praktijk. Zes complexe maatschappelijke uitdagingen (‘wicked problems’) zijn daarbij startpunt voor onderzoek en innovatie. Om impact te kunnen hebben zijn verschillende partijen nodig: gebruiker/sporter, onderzoeker, overheid en bedrijfsleven; mensen die samen willen leren en innoveren. Samen zorgen zij dat de juiste kennis wordt ontwikkeld en dat die kennis daadwerkelijk leidt tot verandering. Opdrachtgevers van het programma zijn het ministerie van VWS en NOC*NSF. Samenwerkingspartners zijn de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS), Kenniscentrum Sport en Bewegen, Watertoren-overleg (verband van hoogleraren sport met vertegenwoordiging vanuit uit hogescholen en umc’s), Lectorenplatform Sport en Bewegen, Sportinnovator en NOC*NSF.
Tekst: Marc van Bijsterveldt (december 2024)
Beeld: ZonMw en VSG