Software helpt huisartsen bij het opsporen van vrouwen met risico op een beroerte
Waar gaat uw onderzoek over?
‘Ons onderzoek geeft antwoord op de vraag hoe we vrouwen met een verhoogd risico op een beroerte (een herseninfarct of -bloeding) eerder kunnen opsporen. Als huisartsen deze vrouwen in een vroegere fase herkennen, zijn ook preventieve acties eerder mogelijk, zoals leefstijlinterventies en het voorschrijven van medicatie. Besef goed, beroerte is een van de belangrijkste oorzaken van lichamelijke beperking en overlijden in Nederland.
We bouwen hierbij voort op de toenemende kennis over de rol van sekse en gender bij hart- en vaatziekten. De tijd dat hart- en vaatziekten vooral als mannenziekten werden beschouwd, is voorbij. We wisten al dat er voor het ontstaan van een beroerte traditionele risicofactoren zijn (zoals geslacht, leeftijd, diabetes, hoge bloeddruk en roken). Daar bovenop onderzoeken we nu welke vrouwspecifieke risicofactoren mogelijk ook een rol spelen, en zo ja, in welke mate.
Veel genoemde voorbeelden van vrouwspecifieke factoren zijn migraine, hormonale stoornissen en zwangerschapsvergiftiging. Deze factoren spelen vooral een rol bij vrouwen onder de 50 jaar, voor wie het risico op beroerte doorgaans erg laag is. De vraag is of er combinaties zijn van vrouwspecifieke factoren met traditionele risicofactoren die tot verhoging van het risico op beroerte kunnen leiden. Dit onderzoeken we nu in een ‘big data’-onderzoek, waarbij we gebruik maken van al bestaande data die in het Hacking Stroke project geanalyseerd worden.
In het Hacking Stroke project wordt gebruik gemaakt van een landelijk databestand waarin alle gegevens staan die huisartsen in hun elektronisch patiëntendossier routinematig bijhouden. De gegevens uit zo’n routine zorgdatabestand zijn minder betrouwbaar dan die uit een wetenschappelijk onderzoekscohort. Maar met deze routine zorggegevens bereiken we wel een enorme schaal, namelijk 1,5 miljoen mensen. Door deze grote schaal kunnen we nu vragen beantwoorden die we niet goed kunnen onderzoeken in gangbare wetenschappelijke onderzoeksdata.’
Wie is Hine van Os?
Hine van Os is basisarts en arts-onderzoeker op het gebied van beroerte, eHealth en data science. Aan het LUMC specialiseerde hij zich in onderzoek op basis van grote routine zorgdatabestanden in de geneeskunde. Bij de afdelingen neurologie en publieke gezondheid en eerstelijns geneeskunde is hij nu bijna klaar met zijn proefschrift over de relatie tussen migraine en een beroerte: ‘van pathofysiologie naar voorspellingen op basis van kunstmatige intelligentie’.
Van Os is ook algemeen manager bij NeLL (National eHealth Living Lab), een open science platform dat onderzoek doet naar de ontwikkeling, implementatie en opschaling van digitale zorgtoepassingen (eHealth). Wetenschappelijke validatie, co-creatie met de eindgebruiker en onderwijs zijn bij al deze toepassingen essentieel. Op het NeLL platform werken patiënten, zorgverleners, consumenten, studenten, wetenschappers, ondernemers, organisaties en instellingen samen om van eHealth een effectief en geïntegreerd onderdeel van de zorg te maken.
Wat vindt u het belangrijkste resultaat van uw project op het gebied van sekse/gender voor de huisarts/praktijk/onderzoeker? Wat heeft u het meest verrast?
‘Onze resultaten laten zien dat het toevoegen van vrouwspecifieke risicofactoren aan voorspelmodellen voor het risico van beroerte inderdaad een toegevoegde waarde heeft. Dit geldt met name voor vrouwen tussen de 30 en 49 jaar. We zullen nog moeten onderzoeken of deze toegevoegde waarde ook echt tot verbetering in de kwaliteit van zorg voor deze vrouwen leidt.
Over het algemeen is het risico op beroerte bij vrouwen van deze leeftijd laag. Wat mogelijk helpt bij het goed begrijpen van deze lage risico’s, is het vaststellen van wat wij wel beroerteleeftijd noemen. Dit lijkt erg op de hartleeftijd, een begrip dat de Hartstichting op haar website goed uitlegt. Als alles goed met je gaat, is je hartleeftijd lager of gelijk aan je echte leeftijd. Maar als je hartleeftijd hoger dan je echte leeftijd ligt, loop je een groter risico op hart- en vaatziekten. Dit geldt voor mensen tussen de 40 en 70 jaar. Op dezelfde manier kunnen we in de toekomst een beroerteleeftijd gaan vaststellen.
Het meest verrassende resultaat in onze studie vind ik dat we niet alleen bevestigen dat vrouwspecifieke risicofactoren een rol spelen bij het risico op een beroerte , maar ook psychosociale factoren, zoals depressie, psychose en sociaaleconomische status. Wel moeten we deze uitkomst nog extern valideren. Voor mij betekent dit dat professionals en onderzoekers meer holistisch moeten gaan kijken. Psychosociale factoren spelen bij hart- en vaatziekten een grotere rol dan we vaak denken – ook het sociaal domein moeten we goed bij de opsporing en aanpak van het risico op beroerte en hart- en vaatziekten gaan betrekken.’
Uit ons onderzoek blijkt dat het toevoegen van vrouwspecifieke risicofactoren aan de modellen helpt om het beroerterisico goed te voorspellen. Zo werken we toe naar een gepersonaliseerde, seksespecifieke aanpak.
Wat wilt u de huisarts/onderzoeker meegeven? Zijn er bijvoorbeeld praktische hulpmiddelen/(onderzoeks)methoden/tips die een huisarts/onderzoeker kan gebruiken?
‘We beschikken nu over een software applicatie die huisartsen kunnen gebruiken om het risico op hart- en vaatziekten van hun totale patiëntenpopulatie weer te geven. Deze software willen we uiteindelijk aanpassen om ook vrouwen met een verhoogd risico op een beroerte te identificeren. Op basis hiervan zouden huisartsen deze vrouwen kunnen uitnodigen voor een gesprek, waarin zij genoemde risico’s uitleggen. Ook kunnen zij dan proberen deze vrouwen voor een leefstijlinterventie te motiveren.
De implementatie van deze software is natuurlijk een hele klus. We zijn nu in de fase dat we met alle relevante partijen bespreken wat hiervoor nodig is. Zo moet deze applicatie niet te veel extra werk voor huisartsen en hun praktijkondersteuners opleveren, en moet het gebruik ervan niet te veel extra geld kosten. De verzekeraar denkt ook over mogelijke oplossingen mee.’
Wat hoopt u dat er over 10 jaar bereikt is op het gebied van sekse/gender en gezondheid, vanuit uw eigen vakgebied bezien?
‘Over 10 jaar – eigenlijk al over 3 jaar – hoop ik dat burgers over alle middelen beschikken om hun risico op een beroerte zelf te kunnen inschatten. Dus dat je zelf je bloeddruk kunt meten, misschien ook zelf je bloedwaarden kunt analyseren en eventueel met andere mensen in een vergelijkbare situatie hierover kunt praten. Kortom, dat je als burger zelf aan het roer van je gezondheid staat.
Zorgprofessionals kunnen mensen hierin ondersteunen. Zij kunnen mensen kennis en middelen aanreiken die toegankelijk en laagdrempelig genoeg zijn voor iedereen.
Dit is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. We weten dat het overgrote deel van de mensen het verschil tussen een relatief en absoluut risico lastig vinden. Daarom werken we nu samen met burgers, industrieel ontwerpers en gezondheidspsychologen aan manieren om het risico op beroerte zo goed mogelijk te kunnen uitleggen.
Hierbij kijken we eerst naar hart- en vaatziekten in bredere zin. Daarna zoomen we in op bijvoorbeeld een beroerte en de gesignaleerde risico’s voor bepaalde groepen, zoals vrouwen onder de 50. Zo komen we tot een gepersonaliseerde, seksespecifieke aanpak van preventie van hart- en vaatziekten in de eerste lijn: ik ben ervan overtuigd dat hier een wereld te winnen valt.’