Netwerkzorg voorbij het pionieren
Bij veel chronische ziektebeelden zijn meerdere disciplines betrokken. Om de zorg beter op elkaar af te stemmen, verenigen zij zich vaak in een netwerk. Er is veel variatie in omvang, werkwijze en transparantie. ZonMw gaf daarom ParkinsonNet opdracht voor het project Netwerkzorg, een wereld te winnen. Mark Tiemessen (Radboudumc) is projectleider. ‘We doen het onderzoek in co-creatie met zo’n 25 andere grote ambitieuze netwerken’, zegt hij. ‘Zoals DementieNet, BijnierNet, OogzorgNet, SchouderNet en ClaudicatioNet.’
Behoefte aan leidraad
De netwerken die deelnemen zijn ziektespecifiek, bieden integrale zorg en er bestaat géén hiërarchische relatie tussen de partners. Ze hebben landelijke dekking of hebben de ambitie om dat te bereiken. Tiemessen: ‘We hebben geïnventariseerd waar deze netwerken behoefte aan hebben. Dat bleek een leidraad te zijn die aangeeft hoe je een netwerk opricht, uitbreidt en verbetert. Uit die leidraad kan elk netwerk steeds opnieuw zelf relevante thema’s kiezen om tijdelijk op te focussen.’
Twaalf thema's
De leidraad – die naar verwachting eind 2018 klaar is – zal twaalf thema’s omvatten, zoals: hoe garandeer je kwaliteit, hoe toets je de toegevoegde waarde, en hoe krijg je duurzame financiering rond? Maar ook: hoe betrek je beroepsverenigingen, welke stem geef je aan patiëntverenigingen, en hoe werk je samen met de huisartsen? Tiemessen: ‘Huisartsen zijn generalisten. Ze worden tureluurs van alle verschillende netwerken met elk hun eigen werkwijze, voorwaarden en internetsite. Met netwerken voor veelvoorkomende aandoeningen, zoals dementie, zijn ze goed bekend. Maar er zijn ook aandoeningen die hooguit voorkomen bij één of twee patiënten in de gemiddelde huisartsenpraktijk.’ Het project Netwerkzorg brengt netwerken bij elkaar, zodat ze gemakkelijker ervaringen uitwisselen en kennis delen. Tiemessen: ‘Al zijn de netwerken nog zo verschillend, ze kunnen veel van elkaar leren.’
Looptherapie
Bij een aantal netwerken zijn veel disciplines betrokken. Bij anderen juist weinig. Zo bestaat het ledenbestand van ClaudicatioNet (etalagebenen) uit uitsluitend fysiotherapeuten. Vaatchirurg Joep Teijink is een van de oprichters. ‘Vijftien jaar geleden kregen mensen met etalagebenen vaak nog rare therapieën’, zegt hij. ‘Ze moesten op een trilplaat staan of kregen glazen bollen op de huid gezet: cupping. Ook werden ze te vaak gedotterd. We wisten dat alleen leefstijlverandering en wandelen vaak ook al effectief is. Maar niemand bood zo’n therapie aan.’
Geen tijd verloren
ClaudicatioNet heeft landelijke dekking; zo’n 2000 fysiotherapeuten zijn aangesloten. Kenmerkend is de proactieve benadering. Teijink: ‘Bij veel patiënten blijft de verwijsbrief voor fysiotherapie wekenlang dichtgevouwen op de schoorsteen staan. Onze fysiotherapeuten nemen daarom zélf contact op met de patiënt. Dat doen ze gegarandeerd binnen drie werkdagen. Er gaat geen tijd verloren.’
Als iedereen op een eiland blijft zitten, trapt iedereen in dezelfde valkuilen
ClaudicatioNet wil uitgroeien tot een netwerk voor meer diagnoses dan alleen etalagebenen, met de behandelaanpak als gemene deler. Teijink: ‘We willen een netwerk worden voor alle niet-overdraagbare aandoeningen, zoals diabetes type 2, COPD, overgewicht, hartfalen, kanker en vaatlijden. Voor al deze patiëntengroepen is bewegen en leefstijlverandering bewezen effectieve therapie. Het leidt tot gezondheidswinst, kostenbesparing én tot resocialisatie. Want overal in het land ontstaan wandelgroepjes die samen op pad gaan.’
Hoge eisen
Het netwerk doet veel aan bijscholing en stelt hoge eisen aan kwaliteit. Fysiotherapeuten die niet voldoen, verliezen het lidmaatschap. Teijink: ‘In een landelijke database worden alle resultaten verzameld over bereikte loopafstanden, rookstoppercentages, Body Mass Index, Patient Reported Outcome Measures en aantal sessies. Fysiotherapeuten vinden deze indicatoren terug in hun portfolio. Ze kunnen zien hoe hun cijfers zich verhouden tot diverse benchmarks; horen ze bij de tien procent besten? Of bij de tien besten in de buurt? Zoveel inzicht in eigen functioneren heeft geen enkel ander landelijk netwerk in de wereld.’
ParkinsonNet
Het monodisciplinaire ClaudicatioNet behandelt grote groepen mensen die doorgaans steeds gezonder worden. Het multidisciplinaire ParkinsonNet behandelt juist een kleine groep mensen met steeds meer gezondheidsverlies omdat de ziekte voortschrijdt. Marten Munneke is een van de oprichters. ‘Bij Parkinson zijn maar liefst negentien disciplines betrokken. Dat maakt de zorg complex.’
Organisch gegroeid
Voor succes van een netwerk zijn volgens Munneke leiderschap, overtuiging en een goed team nodig. Munneke: ‘In 2004 constateerden wij een enorme behoefte aan netwerkzorg voor mensen met Parkinson. Met een bevlogen team zijn we erin geslaagd dat op te richten, aanvankelijk alleen voor Nijmegen en omstreken. Heel organisch zijn we uitgegroeid tot landelijke dekking. We hebben aangetoond dat patiënten minder vaak vallen, en dus minder aanspraak maken op kostbare ziekenhuiszorg. Daarom wordt ons netwerk ondersteund door de zorgverzekeraars.’
Eén platform
Behalve de grote ambitieuze netwerken, zijn er verspreid door het land ook veel kleine lokale netwerken. Mark Tiemessen hoopt dat die zich in de toekomst ook aansluiten bij de grotere netwerken. ‘Netwerken hebben nu nog soms het gevoel dat ze aan het pionieren zijn’, zegt hij. ‘Maar de tijd van pionieren is voorbij. Mits je met elkaar de kennis deelt.’ Hij ziet voor de toekomst één overzichtelijk platform waarin alle netwerken samenkomen. Daar vinden huisartsen en andere verwijzers uitsluitend netwerken van hoge kwaliteit.
Belang van samenwerken
Ook Joep Teijink benadrukt het belang van samenwerken: ‘Als iedereen op een eiland blijft zitten, trapt iedereen in dezelfde valkuilen. Ook wij hebben kwaliteitssystemen gebouwd en weer afgebroken. Het is zonde als iedereen op eigen houtje het wiel uitvindt.’ Mark Tiemessen heeft het volste vertrouwen. ‘Onlangs was er een conferentie over Netwerkzorg’, zegt hij. ’Die werd beoordeeld met het cijfer 8. Er is enorm veel behoefte aan kennisoverdracht.’
Colofon
Auteur: Riëtte Duynstee
Foto: Elenabsl, Shutterstock