Gendersensitieve huisarts levert betere zorg

Interview met de auteurs van het handboek Gendersensitieve huisartsgeneeskunde
Huisartsen die in hun spreekkamer rekening houden met verschillen tussen mannen en vrouwen, bieden een betere kwaliteit van zorg dan huisartsen die dat niet doen. Dit blijkt uit het Handboek Gendersensitieve huisartsgeneeskunde, een leerboek voor de praktijk.

Samenstellers van het boek Gendersensitieve huisartsgeneeskunde zijn de huisartsen Toine Lagro-Janssen en Doreth Teunissen. Samen namen zij het initiatief tot dit leerboek, dat tijdens een congres op 25 november feestelijk wordt gepresenteerd. De focus van het congres, ‘Durf het verschil te maken’, drukt de boodschap van het boek goed uit. ‘Wij zijn er van overtuigd dat je als huisarts betere zorg kunt leveren als je gendersensitief werkt, tijdens alle fasen van het consult’, licht Lagro-Janssen toe. Met gendersensitief bedoelen Lagro-Janssen en Teunissen zowel rekening houden met sekse (biologische en fysiologische verschillen tussen mensen) als gender (sociaal geconstrueerde rollen, gedrag, uitingen en identiteiten). Al in de inleiding van het boek benoemen zij op welke gebieden sekse- en genderverschillen in het huisartsenvak allemaal een rol spelen: het gaat zowel om epidemiologie en pathofysiologie als om ontstaanswijze, diagnostiek, beloop én behandeleffecten.

 

Portret Toine Lagro-Janssen
1 / 2

Wie is Toine Lagro-Janssen?

Toine Lagro-Janssen werkte tot 2013 als huisarts en is deskundige op het gebied van sekseverschillen in ziekte en gezondheid en vrouwspecifieke aandoeningen. Zij promoveerde in 1991 op urine-incontinentie bij vrouwen in de huisartsenpraktijk.
Tot 5 juli 2013 was zij hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen aan het Radboudumc Nijmegen. Gedurende haar loopbaan onderzocht zij sekseverschillen en vrouwspecifieke aandoeningen, pionierde ze met belangrijke zorginnovaties op het gebied van seksueel en partnergeweld  en zette zij zich in om de focus op gender te integreren in het medisch onderwijs. Belangrijke onderzoeksgebieden zijn onder andere gender in medisch onderwijs en professionele ontwikkeling, partnergeweld, seksueel misbruik, bekkenbodemdisfuncties en reproductieve gezondheidsproblemen. Lagro-Janssen is ook de stichter van het Centrum voor Seksueel Geweld Gelderland-Zuid en-Midden, waar zij nog steeds actief is.

2 / 2

Wie is Doreth Teunissen?

Doreth Teunissen werkt vanaf haar huisartsregistratie in 1998 als onderzoeker aan de afdeling Vrouwenstudies Medische Wetenschappen aan het Radboudumc. In 2006 promoveerde zij op een proefschrift over urine-incontinentie bij ouderen in de huisartspraktijk. Aan het Radboudumc raakte zij betrokken bij het gender onderwijs in de bachelor en masterfase. In 2014 nam zij daar het stokje als gendercoördinator in het onderwijs over van Toine Lagro-Janssen. Daarmee is zij nu hoofd van Het Kenniscentrum Sekse en Diversiteit in Medisch Onderwijs (SDMO). Om docenten te ondersteunen ontwikkelt SDMO onderwijsmateriaal over sekse en diversiteit in het medisch onderwijs.

Inmiddels is het geneeskundecurriculum aan het Radboud geheel herzien; sekse en gender komen nu in elk opleidingsjaar aan bod en studenten krijgen 2 keuzenblokken aangeboden, 1 over sekse en gender en 1 over familiair en seksueel geweld.

Een leerboek voor de praktijk

Toine Lagro-Janssen is emeritus hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen aan het Radboudumc en was tot 2013 (kader)huisarts urogynaecologie. Haar collega Doreth Teunissen is (kader)huisarts in Deventer. Zij is huisarts/senior onderzoeker en coördinator NHG kaderopleiding urogynaecologie aan het Radboudumc. ‘Het is echt een handboek voor de huisarts in de praktijk’, legt Teunissen uit, ‘Ons doel is om bewustwording te kweken. Aan de hand van kennis over concrete aandoeningen en klachten willen we huisartsen het besef bijbrengen dat je je bij elke patiënt moet afvragen of sekse- en genderverschillen een rol spelen.’ Lagro-Janssen: ‘Vaak wordt gezegd dat het in de geneeskunde over de mens gaat, maar in feite gaat het over de man. In de medische wereld is er ten onrechte een soort neutraliteitsidee. Dit komt door een gebrek aan kennis; daar willen wij met dit handboek iets aan doen.’

Afbeelding
Vaak wordt gezegd dat het in de geneeskunde over de mens gaat, maar in feite gaat het over de man
Toine Lagro-Janssen
Emeritus hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen

Voor veel artsen zijn sekse- en genderverschillen onbekend terrein

Lagro-Janssen en Teunissen vroegen 40 collega-huisartsen om mee te schrijven aan dit boek. Dit resulteerde in 20 klachtgerelateerde hoofdstukken, waarin steeds een huisarts met de betreffende expertise per ziekte of aandoening beschrijft wat er over sekse- en genderverschillen bekend is. Elk hoofdstuk begint met een casus, die in de loop van het hoofdstuk wordt opgelost. Vaak genoemde voorbeelden van ziekten met belangrijke sekse- en genderverschillen zijn hartvaatziekten en migraine. Het boek behandelt ook veel aandoeningen waarover sekse- en genderverschillen minder bekend zijn, zoals psoriasis, broekpoepen, de ziekte van Parkinson en diabetes. Ook bevat het boek hoofdstukken over bredere onderwerpen, zoals omgaan met rouw en verlies, genetica en de ontwikkeling van gendersensitief onderwijs.

Alle kennis is op evidence gebaseerd

Lagro-Janssen en Teunissen benadrukken nog eens dat sekse en gender tijdens de hele consultvoering van invloed zijn. Gendersensitiviteit is dus van belang bij de prevalentie en anamnese, maar ook bij het onderzoek en (behandel)beleid.
Teunissen: ‘Een huisarts dient zich voortdurend af te vragen of in deze fase van het consult, bij deze klacht en bij deze persoon het uitmaakt of de patiënt een man of een vrouw is. Als ik dit bij colleges zo vertel, houden studenten me vaak voor dat dit toch niet voor de individuele  patiënt zo is. Klopt, antwoord ik dan, maar op groepsniveau zijn deze verschillen er wel.’ En dat betekent dat dit leerboek evidence based is, onderstreept Lagro-Janssen. ‘Alle kennis is op evidence gebaseerd. In sommige hoofdstukken wordt ook aandacht besteed aan experience based – als dat zo is, staat dat er altijd expliciet bij.’ Minstens zo belangrijk: elk hoofdstuk bevat ook kennishiaten. Steeds staat er dan benoemd bij welke aspecten van klacht, aandoening en beloop je relevante verschillen zou verwachten, maar waar nog geen onderzoek naar gedaan is. Teunissen: ‘Er is nog zoveel te onderzoeken, we staan eigenlijk nog maar aan het begin.’

Optimale zorg ook voor mannen

En met wat er al wél bekend is, daar zijn artsen en onderzoekers  zich vaak niet van bewust. Zo noemt Lagro-Janssen het ‘hemel schreiend’ dat er in de meeste onderzoeken naar corona geen analyses naar mannen en vrouwen zijn gedaan. Ook verbaasde ze zich over een recent artikel over depressie in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, waarin een overzicht van de werking en bijwerkingen van antidepressiva staat beschreven. ‘Dat is een state-of-the-art artikel, dat bedoeld is voor bij- en nascholing. Maar er is op geen enkele manier aandacht voor verschillen naar sekse en gender. Ik vind dat ongelooflijk.’ Zo’n gebrek aan aandacht kan ook nadelig zijn voor mannen, vervolgt Doreth Teunissen. Er zijn namelijk ook ziekten of aandoeningen met meer kennis over vrouwen dan over mannen. Voorbeelden hiervan zijn migraine en incontinentie. ‘De studies op die gebieden includeren vaak meer vrouwen dan mannen. Hoe zit dat dan voor mannen? Gendersensitieve geneeskunde betekent dat we streven naar de meest optimale zorg voor zowel mannen als vrouwen.’

Gendersensitief werken is leuker voor de arts

Terug naar die dagelijkse huisartsenpraktijk, waar het leerboek vooral voor bedoeld is. Hoe meer je over sekse- en genderverschillen weet, hoe leuker het werk in je spreekkamer wordt, durft Lagro-Janssen te beweren. ‘Gendersensitief werken maakt het vak interessanter, geeft  verdieping. Het zorgt ook dat je nieuwsgierig blijft.’ Ja, beaamt Teunissen, het huisartsenvak is leuker als je ‘de hele context’ van een patiënt meeneemt. ‘Wel is het zo dat vrouwen die context vaak uit zichzelf vertellen. Huisartsen moeten dus bij mannen meer moeite doen om over de omgeving en achtergrondfactoren te horen.’

1 / 2

Een voorbeeld van gendersensitiviteit: pijn

Pijn komt bij vrouwen vaker voor in vergelijking tot mannen, en pijn wordt bij vrouwen ook anders ervaren. Vrouwen hebben een lagere pijndrempel, dit komt onder andere door een andere pathofysiologie van pijn waarbij hormonen een rol spelen. Daarnaast spelen psychosociale verschillen tussen mannen en vrouwen een rol, zeker als het gaat over chronische pijn.

Vrouwen zoeken over het algemeen ook sneller hulp voor pijn en hebben bovendien meer de neiging om klachten te zien als onderdeel van een ziekte. Ze zetten de pijn vaker centraal, gaan meer piekeren, hebben last van schuldgevoelens en voelen de behoefte om er met anderen over te praten. Mannen daarentegen hebben meer de neiging de pijn te negeren en afleiding te zoeken in sporten, veel werken of het drinken van alcohol.

2 / 2

Sekse en gender van de arts

Elke huisarts neemt zijn/haar eigen gender mee in de spreekkamer. Volgens Lagro-Janssen en Teunissen is er nog maar weinig onderzoek gedaan naar gezondheidseffecten van een gendersensitieve benadering. Recent Amerikaans onderzoek toont aan dat opgenomen patiënten op een interne afdeling lagere sterftecijfers en minder heropnames hebben als ze behandeld worden door een vrouwelijke internist vergeleken met een mannelijke collega. Studies laten zien dat een patiëntgerichte communicatiestijl samenhangt met een grotere patiënttevredenheid en dit laatste weer met een grotere therapietrouw. De wijze waarop de arts als persoon verweven is met het professioneel handelen, speelt in de benadering van patiënten een grote rol. Bewustwording van de eigen socialisatie tot vrouw of man is volgens dit leerboek belangrijk, zeker als het in de spreekkamer gaat om persoonlijke en intieme zaken.