Oud-clusterhoofd Martijn da Costa met pensioen: ‘Een vos verliest nooit zijn streken’
Waar de affiniteit voor mensen met een beperking vandaan komt, weet hij niet zo goed. Het is een druilerige herfstdag en we zitten in zijn huis in Soest voor dit afscheidsinterview. In de werkkamer neemt het bureau – dat nog van zijn grootvader is geweest – een prominente plek in tussen de stellingkasten vol met boeken, busmodellen en andere verzamelde snuisterijen. Het is halverwege november als we elkaar spreken; over een paar weken gaat Martijn dan echt met pensioen. Zijn opvolger Lisette van den Heuvel begon afgelopen zomer al, dat gaf hem tijd voor een warme overdracht.
‘Ik had geen mensen in mijn directe omgeving die een beperking hadden’, vertelt Martijn. ‘Wel ben ik opgegroeid in Nijmegen, waar veel instellingen voor mensen met een beperking gevestigd zijn. Zij waren dus veel in het straatbeeld aanwezig. Er staat me bijvoorbeeld bij dat onze fietsenmaker een hulpje met een beperking in dienst had. Volgens mij sorteerde hij schroefjes en moertjes. Als klein kind voelde ik wel aan dat er “iets” met hem aan de hand was, maar de fietsenmaker ging op een gelijkwaardige manier met hem om. Dat vond ik bijzonder. '
‘Verder herinner ik me dat ik altijd al oog had voor vriendjes en vriendinnetjes die niet mee kwamen of stil waren. Dat is altijd zo gebleven, ook toen ik onderwijzer werd. Tijdens mijn opleiding aan de pabo in Groningen heb ik ervoor gekozen om geschiedenis en politieke vorming te geven op een LOM-school (voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden). Die keuze heb ik heel bewust gemaakt.’
Van het onderwijs naar de gehandicaptensector
Na de LOM-school bleek de overstap naar de gehandicaptensector zo gemaakt. ‘Tijdens mijn studie werd ik politiek actief. Ik zat in de werkgroep gehandicaptenzorg van een politieke partij toen ik door een partijgenoot werd gevraagd voor een functie bij Handicap en Studie. En zo geschiedde. Daarna ben ik binnen de sector van de ene naar andere functie gerold. Die functies werden gaandeweg steeds bestuurlijker, strategischer en politieker van aard. Ik vond dat boeiend en intrigerend, ik ben dan ook echt een politiek dier.’
Belangenbehartiging: van kinderschoenen naar sterke positie
Tijdens zijn carrière zag Martijn de sector van dichtbij veranderen: ‘Toen ik in 1980 bij de stichting expertisecentrum Handicap en Studie stond de belangenbehartiging van mensen met een beperking in de kinderschoenen. De Gehandicaptenraad, wat nu Iederin heet, was pas 3 jaar daarvoor opgericht en als ervaringsdeskundige meepraten was nog niet gebruikelijk. Er was destijds ook een strikte waterscheiding tussen verstandelijk- en lichamelijk gehandicapten. Chronisch zieken waren nog niet zo in beeld, om nog maar te zwijgen over de relatie tussen de gehandicaptensector en de geestelijke gezondheidszorg (ggz).'
Ik zie dat koepelorganisaties MIND, Iederin en Patiëntenfederatie Nederland fors aan de weg timmeren.
‘Dat is nu gelukkig wel anders. Ik zie dat koepelorganisaties MIND, Iederin en Patiëntenfederatie Nederland fors aan de weg timmeren. Er is een goede samenwerking tussen de 3 en ze hebben een krachtigere positie, niet alleen bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), maar ook bij andere ministeries. Gezamenlijk vertegenwoordigen ze het hele veld. Wat ik trouwens mooi vind: Nederland is een van de weinige landen waar je als belangenorganisatie geld krijgt van de overheid en tegelijkertijd heel kritisch mag zijn op diezelfde overheid. Dat is in het buitenland vaak anders.’
Toegankelijkheid en inclusie
Waar verandering langer duurt is op het gebied van toegankelijkheid en inclusie. ‘Toen ik in 1980 in de gehandicaptensector terecht kwam werd tegen mij gezegd: “Over 20 jaar zijn de treinen, de stationsgebouwen en de samenleving toegankelijk.” Helaas is het anno 2024 nog lang niet zover. Er zijn natuurlijk wel stappen gezet. Zo is technologie een goed instrument geweest om mensen met een beperking zelfstandigheid en eigen regie te geven. Maar dingen als toegankelijk OV of een tolk Nederlandse Gebarentaal bij belangrijke momenten of programma’s op tv zijn nog niet goed geregeld.
In omliggende landen, zoals België, Duitsland, Frankrijk en Engeland, valt gehandicaptenbeleid onder sociale zaken en werkgelegenheid en gaat het veel meer om inclusie en meedoen.
‘In mijn optiek komt dat doordat Nederland 1 van de weinige landen is waar het gehandicaptenbeleid valt onder het departement volksgezondheid, en dus vooral met zorg wordt geassocieerd. In omliggende landen, zoals België, Duitsland, Frankrijk en Engeland, is dat anders: daar valt gehandicaptenbeleid onder sociale zaken en werkgelegenheid en gaat het veel meer om inclusie en meedoen. Dat heeft zijn oorsprong rond de Eerste Wereldoorlog (1914 – 1918), waar deze landen bij betrokken waren. Veel betrokken soldaten kwamen na de oorlog met een beperking thuis, maar moesten vervolgens wel aan het werk om de economie draaiende te houden. Daarom was daar, naast zorg, ook veel aandacht voor welzijn en participatie. Nederland heeft die historie niet. Daarom zie je pas in 1948 het eerste revalidatiecentrum in Nederland ontstaan, net na de Tweede Wereldoorlog, en werden mensen met een beperking nog lang daarna vooral gezien als object van zorg.’
Tekst gaat verder onder het kader.
De jaren bij ZonMw
Van de jaren net na de oorlog spoelen we door naar 2014: het moment dat Martijn bij ZonMw gaat werken. ‘Ik ging als programmamanager aan de slag voor het IIIe programma revalidatieonderzoek. ZonMw was toen een kleinere organisatie dan nu, met ruim 200 medewerkers onderverdeeld in 4 teams die strikt gescheiden waren. Als ik kijk hoe er nu wordt samengewerkt tussen clusters en teams dan is dat vele malen beter. Dat maakt het werk ook alleen maar leuker, omdat je veel meer kijkt naar hoe je elkaar aan kan vullen.
‘In 2014 was er nog geen apart team voor de gehandicaptensector. Dat kwam in 2015 en ik mocht er leiding aan geven. Dat team is nu het cluster Gehandicapten en Chronisch Zieken. We begonnen bescheiden met een team van 4 mensen, maar inmiddels bestaat het cluster uit ruim 35 collega’s. Ze zijn warmgedraaid, zien om naar elkaar, hebben veel kennis en zien wat er in de samenleving gebeurt. Het is een heel warm en bijzonder cluster dat ik vol vertrouwen achterlaat aan mijn opvolger, Lisette.’
Kennisontwikkeling: niet alleen klassiek onderzoek
‘Wat ik heel prettig vind is dat ZonMw steeds meer programma’s heeft waarin het nadrukkelijk draait om de praktijk: om actie, om implementeren en het laten zien van daadwerkelijke verandering. Dat zegt veel over de ontwikkeling die ZonMw heeft doorgemaakt: van traditionelere programma’s met klassiek onderzoek naar het aanspreken van andere doelgroepen en het nadrukkelijk positioneren van kennisontwikkeling in bijvoorbeeld de gehandicaptensector.
‘Als we nog 10 jaar verder zijn hoop ik dat binnen alle ZonMw-programma’s vanzelfsprekend rekening gehouden wordt met mensen met een chronische ziekte of beperking. En als ik buiten ZonMw kijk dan zou ik het mooi vinden als de gehandicaptensector elke 4 jaar een kennisagenda voor de sector presenteert, en die agenda gebruikt als instrument voor belangenbehartiging en kennisontwikkeling.’
Het leven na ZonMw
Over wat Martijn na zijn pensioen gaat doen hoeft hij niet lang na te denken. ‘Ik wil samen met mijn vrouw Betty meer culturele dingen gaan doen. Ook wil ik meer gaan lezen en mijn studeerkamer opnieuw inrichten; daar kan ik me echt op verheugen. Verder ben ik vrijwilliger op 2 officiële Syntus-buslijnen in de buurt en wil ik graag vrijwilligerswerk gaan doen bij Kamp Amersfoort. Mijn grootvader heeft 2 keer als gijzelaar in dat kamp gezeten, dus ik heb daar iets mee. In mijn gesprekken met Kamp Amersfoort heb ik ook al gesproken over hoe het kamp toegankelijker gemaakt kan worden voor mensen met een beperking. Wat dat betreft verliest een vos nooit zijn streken.’
Colofon
Tekst: Lucinda van Ewijk - Verhagen
Fotografie: Robert Tjalondo, Rockin' Pictures